Het Gemeentemuseum Den Haag nodigt vanaf 2015 elk half jaar een (inter)nationale schrijver uit als ‘schrijver-in-de-residentie’. De schrijver krijgt carte blanche en mag een half jaar lang struinen door de zalen en depots van het museum. Directeur Benno Tempel: “Ons museum zit vol kunst én mooie verhalen. Schrijvers herkennen en vertellen die als geen ander. Geïnspireerd door onze collectie maken zij weer nieuwe verhalen, in de vorm van poëzie of proza.” Schrijfster Miek Zwamborn (1974) bijt het spits af. Vanuit haar fascinatie voor oerlandschappen en bijzondere weeromstandigheden ging zij in het museum op zoek naar ‘opgesloten natuur’. Ze vond verschillende kunstwerken, van zeegezichten van Mondriaan tot sculpturen van Barbara Hepworth, en maakte op basis daarvan prachtige gedichten. Deze gedichten en kunstwerken zijn vanaf volgende week te zien in de tentoonstelling ‘Getemde Hemel’.
Carte blanche
Carte blanche in een collectie van ruim 160.000 objecten. Op zoek naar houvast in die ‘rijkdom’ stuitte Miek Zwamborn op een tekening van dadaïst Oey Tjeng Sit, waarin een mysterieuze windvlaag wordt afgebeeld. Zwamborn: “Na het zien van die tekening zocht ik naar andere werken, waarin meteorologische elementen zaten. Mist, regenbuien, sneeuw, het bleek allemaal in de museumdepots opgeslagen.” Haar zoektocht resulteerde in verrassende vondsten. Zo koos zij niet alleen voor de bekende landschappen van de Haagse School, maar vond zij ook een schilderij met chemicaliën op doek van Frank Ammerlaan en een wollen trui uit de Tweede Wereldoorlog. En ook viel haar oog op een heel bijzonder doosje van Tacita Dean met de titel ‘A Breath’. Deze werken inspireerden haar een-voor-een tot prachtige gedichten; die samen vanaf 21 maart zijn te zien in de tentoonstelling ‘Getemde Hemel’.
ZIE OOK: Gemeentemuseum Den Haag en Museum Gouda ruilen schilderijen
Ook viel Zwamborns oog direct op de schetsboeken van kunstenaars. Prachtige boeken van onder andere Jacob Maris en Isaac Israëls vol aantekeningen en tekeningen. Zwamborn: “Schetsboeken laten je over de schouder van hun makers meekijken, ze lenen hun blik uit. Het zijn hele levendige boeken, waarin je de kunstenaar ziet zoeken, de ene keer behendig, de andere keer twijfelend. Veelal liggen tekeningen over elkaar heen, dan staat er ergens in een hoekje een koe, bovenop een zee aan de andere kant van het blad.” Het inspireerde haar tot het maken van haar eigen schetsboek, dat ze tijdens haar tijd in het Gemeentemuseum in Den Haag onder de arm meeneemt. Het boek ligt vanaf 21 maart wel in de tentoonstelling, maar is dan nog een ‘work-in-progress’. Zwamborn werkt het nog regelmatig bij en op 21 juni wordt de definitieve versie pas gepresenteerd.
Benno Tempel is trots op het nieuwe initiatief: “We bedachten ‘schrijver-in-de-residentie’ samen met schrijver Kees ’t Hart. Niet eerder werkten we zo intensief met schrijvers; en al helemaal niet ‘achter de schermen’. Welke opdracht geef je iemand dan mee? We besloten carte blanche te geven, omdat we erop vertrouwen dat de prachtige collectie en ons museumgebouw voldoende inspiratie bieden.” Volgens Tempel zit een museum van zich zelf al vol verhalen: “Alleen die verhalen vertellen we nu vooral op een kunsthistorische manier; schrijvers gaan toch veel intuïtiever of eerder associatief te werk.” Hij ziet hun bijdrage dan ook als meer dan ‘schatgraven’ alleen. Zij voegen echt iets nieuws toe aan de collectie.
De collectie in de schijnwerpers
‘Schrijver-in-de-residentie’ past bij het streven van het Gemeentemuseum om de rijkdom van de collectie beter onder de aandacht te brengen. Daarbij wil het museum de collectie niet alleen vaker buiten de museummuren presenteren, zoals recent in het De Wereld Draait Door Pop-Up Museum, maar ook gastconservatoren met een andere bril naar de collectie laten kijken. De inhoud van de kunst staat daarbij voorop. “Ik vind het belangrijk dat de schrijvers alle vrijheid en tijd krijgen bij het maken van hun literaire werk. Waar kan dat tegenwoordig nog. Het museum is daar bij uitstek geschikt voor. De vluchtigheid van de samenleving vindt juist hier een rustpunt.”